Skip to content

Nulsituatieonderzoek noodzakelijk ook al is grond gesaneerd. Vloeistofdichte vloer geen belemmering

Inleiding
Indien een perceel is gesaneerd, wil nog niet zeggen dat geen restverontreiniging aanwezig kan zijn. Het is dan ook zinvol om bij de start van nieuwe activiteiten een nulsituatieonderzoek te verrichten.

Feiten
Bij besluit van 21 juni 2011 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant de aanvraag van eiseres tot intrekking van een tweetal aan de op 13 augustus 2010 verleende omgevingsvergunning verbonden voorschriften afgewezen. Vergunninghouder komt tegen deze weigering in beroep.

Overwegingen
Bij besluit van 13 augustus 2010 heeft verweerder aan eiseres een vergunning verleend op grond van artikel 8.1. van de Wet milieubeheer (Wm) voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het op- en overslaan van afvalstoffen, het breken van puin en asfalt, het shredderen van hout, het zeven van grond, het verhuren van afvalcontainers en het verhandelen van zand, grind en aannemersmaterialen. Het besluit is onherroepelijk.

In voorschrift 4.7.1 is, voor zover van belang, opgenomen dat, ter vaststelling van de kwaliteit van de bodem als referentiesituatie, uiterlijk zes maanden nadat de vergunning in werking is getreden een bodembelastingsonderzoek naar de nulsituatie moet zijn uitgevoerd. De resultaten moeten uiterlijk acht maanden nadat de vergunning in werking is getreden aan het bevoegd gezag zijn overgelegd. Het onderzoek moet betrekking hebben op plaatsen binnen de inrichting waar bodembelasting zou kunnen ontstaan. Dit zijn de locaties zoals beschreven in de NRB-analyse, die is opgenomen in hoofdstuk 11 van de Wm aanvraag. Het onderzoek inclusief monsterneming en analyse van de monsters moet worden uitgevoerd overeenkomstig NEN 5740 en NEN 5725. Volgens eiseres is een onderzoek naar de nulsituatie niet nodig. De nulsituatie van het hele terrein is al vastgelegd en er heeft doelmatige – door de gemeente Breda goedgekeurde – sanering plaatsgevonden.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het verzoek van eiseres afgewezen omdat de in 2008 en 2009 uitgevoerde onderzoeken onvoldoende zijn om te dienenals nulsituatieonderzoek en kan verweerder van eiseres verlangen dat zij dit onderzoek alsnog uitvoert. Eiseres geeft in haar aanvraag om intrekking van het vergunningvoorschrift toe dat voor het vaststellen van de bodemkwaliteit niet strikt per verdachte locatie een onderzoek conform NEN 5740 is uitgevoerd. Dat het alsnog uitvoeren van bodemonderzoek hoge kosten met zich mee zal brengen omdat zal moeten worden geboord in al aangebrachte vloeistofdichte vloeren en dit ook weer zal moeten worden hersteld, doet aan het voorgaande niet af. Door de vloeistofdichte vloeren te storten voordat de omgevingsvergunning was verleend, heeft eiseres doelbewust het risico genomen dat alsnog in de vloeistofdichte vloeren zou moeten worden geboord met de daarbij behorende kosten. Eiseres was immers op de hoogte, of had op de hoogte kunnen zijn van de verplichting tot het uitvoeren van een nulsituatieonderzoek op basis van de NEN 5740 en van het provinciaal beleid. In aanmerking genomen dat het nulsituatieonderzoek betrekking heeft op de situatie zoals deze is voorafgaande aan de start van de aangevraagde activiteiten, inclusief het realiseren van de daarmee samenhangende milieubeschermende voorzieningen, kan de vloeistofdichte vloer in dit geval niet worden aangemerkt als een aanwezige vloeistofdichte verharding in de zin van artikel 2.11, negende lid, van het Activiteitenbesluit. Daargelaten dat artikel 2.11, negende lid van het Activiteitenbesluit niet van toepassing is, heeft verweerder hierin naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding hoeven zien om het voorschrift in te trekken.

Aantekeningen
Het gaat om een inrichting voor het op- en overslaan van afvalstoffen, het breken van puin en asfalt, het shredderen van hout, het zeven van grond, het verhuren van afvalcontainers en het verhandelen van zand, grind en aannemersmaterialen. Bij milieuvergunning is opgelegd dat er nulsituatieonderzoek zal plaatsvinden. De vergunninghouder verzoekt om intrekking van dit voorschrift. Hij stelt dat de bodem is gesaneerd en het bevoegd gezag heeft ingestemd met deze sanering. Daarmee is de grond echter nog niet schoon. Het is dan ook zinnig om de nulsituatie vast te leggen, zodat nagegaan kan worden of de inrichting tijdens zijn levensduur de bodem extra vervuilt. Eigenlijk is dat van voordeel voor vergunninghouder omdat anders de conclusie moet worden getrokken dat de bodem in alle opzichten schoon is. En dat er voor het nulsituatieonderzoek een vloeistofdichte vloer moet worden doorgeboord is de eigen schuld van de vergunninghouder. Hij had deze vloer pas moeten aanleggen als de bodem onderzocht was.

Wettelijk kader
Art. 2.31 Wabo

Conclusie
Wie een nulsituatieonderzoek moet uitvoeren, kan beter wachten met het aanleggen van een vloeistofdichte vloer.

Bron: Rb. ‘s-Hertogenbosch 4 september 2012, nr. AWB 11/2391 en nieuwsbrief Bodem – nummer 12, 6 december 2012